Juni 2021

27-06-2021 by

Van individualisten naar individuen?

Joke de Vries

‘Change will not come if you wait for some other person or some other time.
We are the ones we’ve been waiting for,
We are the change that we seek.’
Barack Obama

Wij leven in een tijd die gekenmerkt wordt door veel tegenstellingen tussen mensen. Dit leidt nogal eens tot botsingen. Met fysiek en verbaal geweld op straat of online, waar mensen, die het niet eens zijn met de mening van de ander, met dreigende en haatdragende reacties reageren. De kloven tussen tegengestelde groepen worden steeds duidelijker en groter. Tussen zwarte of gekleurde en witte mensen, tussen heteroseksuele en LBGTQ-mensen en tussen rijken en armen. Tussen democraten en republikeinen, tussen rechtse en linkse politici en tussen democratische en dictatoriale regeringen. Maar ook tussen mensen die voor of tegen abortus zijn, en tussen ontkenners van de klimaatcrisis en mensen die zich (willen) inspannen om de opwarming te verminderen, etc.

Tegenstellingen zijn er natuurlijk altijd geweest tussen groepen mensen of volkeren, en deze gingen ook vaak gepaard met geweld tegen hen die niet tot ‘het ware ras of religie’ behoorden. Dat was gebaseerd op ‘de Waarheid’, die het ‘juiste volk of geloof’ het recht gaf om ‘anderen’ te bekeren, onderdrukken of doden. Nu, in deze tijd, vindt iedereen dat zij of hij gelijk heeft, want zij of hij heeft een eigen waarheid. Een waarheid gebaseerd op meningen, die gevormd zijn door (onbewuste) gevoelens, denkbeelden, normen of oordelen, en die al of niet onderbouwd zijn door ‘wetenschappelijke bewijzen’ of religieuze teksten. Maar wat verstaan we dan onder ‘waarheid’? Er zijn meerdere interpretaties of betekenissen van het begrip ‘waarheid’. Deze betekenissen zijn in de loop van de eeuwen veranderd, als gevolg van de ontwikkeling van de mensen door de eeuwen heen. De huidige mens is vooral een individualist: op zichzelf gericht en heeft het recht om haar of zijn eigen ‘levensstijl’ te ontwikkelen, zonder zich te hoeven verantwoorden aan anderen.

 

Wat is waarheid?
In de Westerse filosofie worden drie tijdperken genoemd, die verschillende betekenissen van het begrip ‘waarheid’ hebben.

1. Het premoderne tijdperk: Geloof als Waarheid
De premoderne westerse mens leefde in de periode van ± 300 voor Chr. tot ± 1700. Zij of hij richtte zich omhoog: naar God in de hemel, die de Waarheid verkondigde. De Waarheid lag buiten bereik van de mens. God gaf de Waarheid. Daar kon je alleen maar in geloven. Dit tijdperk werd gekenmerkt door hoop op verlossing in het hiernamaals van het hopeloze en uitzichtloze aardse bestaan.

2. Het moderne tijdperk: Kennis als Waarheid
De moderne westerse mens leefde in de periode vanaf ±1700 tot ±1950. De mens keek als het ware niet meer omhoog naar God die de Waarheid vertelde, maar naar de concrete aardse werkelijkheid. In de 17e eeuw ontstond de Verlichting, die wordt gezien als de bevrijding van de ‘donkere middeleeuwen’. De mens begon zelf te denken. Men wilde geen inmenging en bevoogding meer door anderen, zoals de staat en de kerk. Dat was het begin van de ontwikkeling van het rationalisme; het geloof in de maakbaarheid en van de mondige mens. De filosoof Descartes (1596-1650) heeft hier een grote rol in gehad. Zijn bekende uitspraak was ‘Cogito ergo sum’: ‘Ik denk, dus ik besta’. Middels de rede kon volgens hem de werkelijkheid worden doorgrond en de Waarheid worden ontdekt. De hoop op verlossing werd ingeruild voor hoop op vooruitgang en maakbaarheid. De door God gegeven Waarheid verdween. In plaats daarvan werd de Waarheid, door middel van objectief onderzoek van de werkelijkheid, door de wetenschap gevonden.

3. Het postmoderne tijdperk: Waarheid als Constructie
Het huidige tijdperk (sinds halverwege de 20ste eeuw) wordt de postmoderne tijd genoemd, als opvolging van de ‘moderne tijd’. Die verandering begon eind 19e eeuw/begin 20ste eeuw. Met name een aantal existentialistische filosofen hebben daarin een belangrijke rol gehad. Zij haalden de ‘Waarheid als geloof’ en de ‘Waarheid als kennis’ onderuit. Voor hen ging het om de individuele ervaring van het bestaan. De Waarheid werd niet meer gegeven of gevonden buiten de mens. De waarheid (sindsdien zonder hoofdletter) was in de mens en werd door de mens gemaakt. Met name de filosoof Nietzsche (1844 – 1900) heeft daar veel aan bijgedragen. Hij was degene die God doodverklaarde: “God is dood! God blijft dood! En wij hebben hem gedood!” Religie en wetenschap gingen volgens hem uit van een absolute waarheid, maar door de dood van God hield het geloof in een vaste waarheid op.

In de digitale krant De Correspondent van 29 mei 2014 stond een artikel van Rob Wijnberg: Hoe waarheid een product werd. Daarin schrijft hij o.a. over het postmodernisme:

‘De deconstructie van Waarheid die door de postmoderne denkers was ingezet, kreeg als doel de mobiliserende kracht ervan te ondermijnen: de mens moest ‘bevrijd’ worden van al die onheuse autoriteiten die door de eeuwen heen een claim op de Waarheid hadden gelegd. Werd de premoderniteit dus nog gekenmerkt door hoop op Verlossing en de moderniteit door hoop op Vooruitgang, de postmoderniteit werd juist gekenmerkt door scepsis over beide. (…) Tegelijkertijd nam het geloof in de individuele maakbaarheid juist enorm toe. Als waarheid een constructie was, dan kon je als mens jouw waarheid – en daarmee jouw leven – ook vormgeven zoals je wilde. De idealen van keuzevrijheid, zelfcreatie en zelfontplooiing namen de plaats in van verlossing door en kennis van het Ware. Waarheid werd niet alleen een constructie, het leven werd voor het eerst ook een stijl. Verzoening met (premodern) of het beheersen van (modern) de ‘natuurlijke orde’ was niet langer het hoogst haalbare, want er was geen ‘natuurlijke orde’: het creëren van een eigen, persoonlijk orde was voortaan het hoogste doel.’ 

De tijd waarin wij nu leven wordt dus gekenmerkt doordat ieder zijn eigen waarheid heeft in tegenstelling tot de mens in de premoderne en de moderne tijd. De waarheid is dus subjectief, zoals Nietzsche stelde: “Er zijn geen feiten, alleen interpretaties. En dit is een interpretatie.”

In de tweede helft van de 20ste eeuw heeft het postmoderne denken steeds meer invloed gekregen op onze samenleving, zoals op de ontkerkelijking die vanaf de 60’er en 70’er jaren doorgezet heeft. Mensen kregen minder ontzag voor autoriteiten en wilden hun eigen beslissingen nemen. Ze maakten niet langer keuzen op basis van de groep waartoe ze behoorden, maar begonnen steeds meer vanuit zichzelf te denken.

 

De Malaise van de moderniteit
Charles Taylor (1931), een Canadese filosoof, is bekend door zijn analyse van het moderne zelf. Hij wordt gezien als een maatschappijfilosoof, die kritiek en mogelijke oplossingen geeft voor de dingen die volgens hem fout lopen in de huidige maatschappij. Hij schreef o.a. het boek The Malaise of Modernity (De Malaise van de Moderniteit), dat werd uitgegeven in 1991. Dat is 30 jaar geleden, maar het boek is juist in deze tijd nog steeds relevant. Want hoewel Taylor het heeft over het moderne tijdperk, beschrijft hij in feite vooral wat er nu in het huidige postmoderne tijdperk gaande is. In zijn boek gaat hij in op cultuurcritici die bezorgd zijn over de ontsporing van het modernisme in de tweede helft van de 20ste eeuw. Zij noemen dat het tijdperk van ‘een narcistisch egoïsme of het terug willen naar oude waarden’. Ik citeer Taylor:

‘Herhaaldelijk is de zorg uitgesproken dat het individu iets belangrijks heeft verloren tegelijk met de bredere sociale en kosmische horizons van het handelen. Sommigen hebben hierover geschreven als het verlies van een heroïsche dimensie van het bestaan. (.…) Mensen verloren de bredere visie omdat zij de blik richtten op hun individuele leven. (.…) Met andere woorden, de donkere kant van het individualisme is een concentratie op het zelf, waardoor ons leven zowel enger, armer aan betekenis en minder betrokken op anderen of op de samenleving wordt.’ 

Anders dan de critici staat Taylor in dit boek juist stil bij de diepere ontwikkelingsprocessen in deze tijd die, ondanks hun uitschieters, het individu ook de vrijheid geven om te kiezen om zichzelf te ontdekken. Hij zegt over de hedendaagse cultuur:

‘Het beeld dat ik schets is eerder dat van een ideaal dat ontaard is, maar dat op zich zeer de moeite waard is, en zelfs, zou ik graag zeggen, door moderne mensen niet kan worden afgewezen. Wat wij nodig hebben is dus noch radicale veroordeling, noch onkritische verheerlijking; en ook geen zorgvuldig afgewogen compromis.’

Hij noemt dit het ideaal van authenticiteit. Authenticiteit staat voor eigenheid, het echt en origineel zijn. Iemand die authentiek is, doet waar zij of hij voor staat en voor wat zij of hij zegt.


Authenticiteit
Taylor plaatst zijn boek in de context van de ontwikkeling van onze cultuur. Het tot uitdrukking brengen van authenticiteit is nieuw; een belangrijke en misschien wel noodzakelijke uitdaging van deze tijd. Het is een betrekkelijk nieuw ideaal, dat opgekomen is aan het einde van de achttiende eeuw, in lijn met een verschuiving van het zoeken van een bron buiten ons, bijvoorbeeld God, naar een bron diep binnen ons. Ik citeer Taylor:

‘Dit is een deel van de grote subjectieve wending van de moderne cultuur, een nieuwe vorm van innerlijkheid waarin wij onszelf gaan beschouwen als wezens met innerlijke diepten.’

Dit ideaal van authenticiteit stamt af van een bepaalde manier van mens-zijn die ‘de mijne’ is. Om dat te kunnen is het nodig om naar je eigen innerlijke stem te luisteren en trouw daaraan te zijn. Taylor noemt dit een moreel ideaal. De mens kan haar of zijn eigen originaliteit alleen maar ontdekken in de dialoog met anderen en tegen de achtergrond van dingen (of mensen) die ertoe doen. Dit noemt Taylor ‘betekenishorizons’. Taylor beschrijft het op zoek zijn naar de eigen authenticiteit als:

‘Trouw zijn aan mijzelf betekent trouw zijn aan mijn eigen originaliteit, en dat is iets wat alleen ík onder woorden kan brengen en ontdekken. Door het onder woorden brengen, definieer ik ook mijzelf. Ik realiseer een vermogen dat helemaal van mijzelf is.’

Het lijkt of hij daarmee doelt op de innerlijke verantwoordelijkheid om te ontdekken hoe iemand trouw aan zichzelf kan zijn. Juist daarin je eigen weg zoeken betekent op zoek gaan naar je eigen ervaring van mens-zijn, naar zelfverwerkelijking en naar trouw kunnen en willen zijn aan jouw waarden in de ontmoeting met de dagelijkse, veranderende werkelijkheid.

Dit betekent een innerlijk ontwikkelingsproces doorgaan, om de eigen authenticiteit te kunnen ontdekken, te ontplooien en tot verwerkelijking te komen. Hoe meer mensen op deze wijze hun authenticiteit ontwikkelen, hoe meer zij in staat zijn om de uitdagingen van de huidige tijd op een zinvolle manier op te pakken.

 

Ontwikkeling van autonomie en levenshoudingen
Sinds 1978 onderzoeken Rudy Rijke en ik hoe mensen in hun leven innerlijke ontwikkelingsprocessen kunnen doorgaan in confrontaties met problemen, lijden of beperkingen. De kern van deze processen is de ontwikkeling van autonomie en hoe dat doorwerkt in de beleving van hun leven en de keuzen die ze daarin maken. Autonomie in de zin van: ‘De mogelijkheid en het vermogen om eigen keuzen te maken in het leven.’

Dat onderzoek deden en doen wij in de praktijk van ons werk: in de begeleidingen van mensen met hun vragen over hun ziekten, klachten, problemen en gezondheid, in nascholingscursussen en supervisie(groepen) voor hulp- en zorgverleners, en in verschillende onderzoeken.[1] Op basis van deze bevindingen hebben we een procesmodel voor innerlijke ontwikkeling ontwikkeld met zeven opeenvolgende levenshoudingen. Deze (innerlijke) levenshoudingen, die mensen in een ontwikkelingsproces vaak achtereenvolgens doorlopen, zijn: speelbal, slachtoffer, bestrijder, gewonde strijder, deelnemer, onderzoeker en innerlijke autoriteit.

Dit model is geen ‘eenrichtingsweg’: het is niet zo dat men na het doorgaan van een fase hiermee ‘klaar is’ en deze achter zich kan laten. Kenmerkend voor een ontwikkelingsproces is dat men met het (steeds weer) doorgaan van de verschillende fasen een sterkere autonomie ontwikkelt, waardoor men meer mogelijkheden krijgt om met ‘dat wat er is’ om te kunnen gaan.

De levenshouding van de speelbal betekent afgesloten zijn van de eigen ervaringen, volgens vaste patronen leven, niets voelen en nergens last van hebben. Wanneer iemand klachten of een ziekte krijgt, is de innerlijke ervaring slachtoffer te zijn. Een slachtoffer kan zich gedragen als een zielig slachtoffer, een dapper slachtoffer of een wijs slachtoffer, maar de innerlijke, existentiële ervaring van een slachtoffer is: ‘er is mij iets overkomen’. Men voelt zich machteloos, afhankelijk van anderen en heeft veel klachten. Bij beide levenshoudingen van speelbal en slachtoffer ervaart men geen autonomie, want het leven wordt bepaald door de omstandigheden en/of door anderen.

Met het erkennen en toelaten van het slachtoffer-zijn komt er vaak een innerlijke boosheid, woede naar voren (‘dit wil ik niet meer’). Die zorgt ervoor dat iemand als bestrijder het gevecht aangaat met de situatie en de eigen gevoelens daarover. De bestrijder voelt zich onafhankelijk, assertief, wil macht en controle hebben en alles zelf doen. Dat geeft een gevoel van autonomie: men ervaart de eigen wil en kan daarmee zelf keuzen maken. Maar deze keuzen houden vooral in ‘nee, dit wil ik niet’: ‘nee’ tegen bepaald te worden door anderen, afhankelijk te zijn of beperkingen te hebben. Dat noemen wij liberale autonomie.

De ervaring van liberale autonomie is een belangrijke stap vooruit, maar deze vorm van autonomie is op een bepaald moment te beperkt. Want liberale autonomie is gericht op overleven en is niet gericht op verdere ontwikkeling. Pas als men zich daar bewust van wordt, vaak door confrontaties, kan men de vraag stellen: “Wil ik me verder ontwikkelen?”

Zo ja, dan kan men bewust de keuze maken om het verzet tegen de werkelijkheid van het leven en de daarbij behorende verwachtingen en ideaalbeelden los te laten. Daarmee vindt er een verschuiving plaats van de levenshouding van de bestrijder, die ‘strijdt tegen’, naar de levenshouding van gewonde strijder, die ‘vecht voor’. Hierbij verandert het boos zijn op en het ‘nee’ zeggen tegen de werkelijkheid in naar ‘ja’ en een erkenning van de werkelijkheid van het leven. Door ‘ja’ tegen de werkelijkheid van pijn en beperkingen te zeggen, gaat men zich steeds meer deelnemer van het leven voelen.

Als deelnemer gaat men open in relatie met de werkelijkheid en wil deze ervaren zoals die is, zonder er iets mee te willen doen. Het draait om ‘toelaten wat er is’. Vandaaruit kan men deze ervaringen onderzoeken én keuzen maken over ‘wat’ en ‘hoe’ men dat wil, gegeven de werkelijkheid zoals die is. Daarmee ervaart men deelnemer te zijn van die werkelijkheid.

Dit kan ertoe leiden dat men steeds meer als onderzoeker intra- en interpersoonlijke ervaringen kan onderzoeken. Daardoor wordt men zich meer bewust van de eigen invloed als deel op het grotere geheel[2] en omgekeerd. Door zelfonderzoek te doen, ontdekt men hoe men op een betekenisvolle manier in relatie kan gaan met de werkelijkheid. Daarmee gaat men door een proces van acceptatie van de eigen werkelijkheid met (mogelijke) beperkingen en van loslaten van verwachtingen, ideaalbeelden, eigenbelang en gehechtheden. En in plaats daarvan worden hartkwaliteiten, zoals onvoorwaardelijkheid, betrokkenheid, mildheid, compassie en empathie, steeds belangrijker in relatie tot anderen.

Vandaaruit gaat men ook meer innerlijke autoriteit ervaren. Kenmerkend daarvan is dat men bewust keuzen maakt en dat deze keuzen zijn gebaseerd op innerlijke waarden, die men vanuit de eigen positieve en/of negatieve levenservaringen belangrijk is gaan vinden, en op een ‘innerlijk weten’ en intuïtie. Vanuit het hart en innerlijke waarden kan men als uniek individu verantwoordelijkheid nemen voor een bijdrage aan het grotere geheel.

Door de verdere ontwikkeling van de levenshouding van deelnemer tot innerlijk autoriteit, ervaart men steeds meer autonomie, door innerlijke vrijheid in keuzen. Dat noemen wij innerlijke autonomie.

 

Liberale autonomie en innerlijke autonomie
De ontwikkeling van autonomie wordt veelal gezien als een uiterlijk kenmerk van het gedrag van een persoon. In het woordenboek Van Dale staat bij autonoom: zelfstandig, onafhankelijk. Zolang men autonomie blijft zien als een uiterlijk kenmerk, is het onmogelijk om zicht te krijgen op de bovengenoemde ontwikkelingsprocessen. In onze onderzoeken ontdekten wij dat het belangrijk is om twee concepten van autonomie te onderscheiden: liberale autonomie en innerlijke autonomie.

Deze twee concepten komen voor een deel overeen met de twee concepten van ‘vrijheid’ van Isaiah Berlin. In zijn boek Twee opvattingen van vrijheid beschrijft Berlin twee betekenissen van vrijheid, die volgens hem verschillend zijn: ‘negatieve vrijheid van’ en ‘positieve vrijheid tot’. Over de ‘negatieve’ vrijheid schrijft hij:

‘Vrijheid in deze zin betekent een vrijheid van; de afwezigheid van inmenging over de schuivende maar altijd herkenbare grens heen. (….) Het verdedigen van vrijheid heeft als ‘negatief’ doel inmenging af te wenden.’

En over de ‘positieve’ vrijheid:

‘De ‘positieve’ betekenis van het woord ‘vrijheid’ spruit voort uit de wens van het individu om meester over zichzelf te zijn. (….) Ik wil een subject zijn, geen object. (….) Ik wil bovenal van mijzelf bewust zijn als een denkend, willend, handelend wezen, dat verantwoordelijkheid draagt voor zijn keuzen en in staat is deze toe te lichten aan de hand van mijn ideeën en bedoelingen.’

Het verschil tussen beide concepten van autonomie is groot. Bij liberale autonomie gaat het om ‘vrijheid van’ inmenging van anderen, ziekten, beperkingen, klachten, etc. En ‘nee’ zeggen tegen de werkelijkheid die we niet willen, want we willen zelf bepalen en onafhankelijk zijn. Liberale autonomie is gericht op het eigen wereldje, dat beschermd moet worden. Bij innerlijke autonomie gaat het juist om ‘vrijheid tot’ beperkingen. Hierbij kiest men bijvoorbeeld als onafhankelijk individu bewust om zich afhankelijk op te stellen en hulp toe te laten als dat nodig is, omdat men het zelf niet (meer) kan doen.

Deze twee ervaringen van autonomie staan niet tegenover elkaar, maar liggen in elkaars verlengde. Er is een zekere mate van liberale autonomie nodig om innerlijke autonomie te kunnen ontwikkelen. Oftewel: in de mate waarin je ‘nee’ kunt zeggen, kun je ook ‘ja’ zeggen. De overgang van de een naar de ander gaat niet vanzelf. Daarbij zijn vaak confrontaties nodig om iemand ‘wakker’ maken.

 

De postmoderne mens
Onze huidige postmoderne tijd wordt wel het ‘ik-tijdperk’ of ‘narcistisch tijdperk’ genoemd. Wij, de westerse mensen die nu leven, zijn opgegroeid met het ideaalbeeld van de postmoderne mens als individualist. Iemand die niemand nodig heeft, vrij is en geen inmenging wil hebben van anderen. Wij laten ons niet bepalen door anderen. Wij vinden onszelf belangrijk als autonome wezens en kunnen dat via de media laten zien door middel van foto’s, berichten, etc. En tegelijkertijd richten wij onze blik vooral naar binnen op onszelf: naar de eigen ervaring van de werkelijkheid. Op basis daarvan construeren wij onze eigen waarheid. Die waarheid is veelal (onbewust) gebaseerd op eerdere (positieve of negatieve) ervaringen, waardoor allerlei gevoelens, denkbeelden, ideaalbeelden of oordelen zich in de loop van de tijd gevormd hebben. Vanuit die waarheid maken we steeds vaker keuzen vanuit het gevoel geen last te willen hebben van mensen die anders zijn dan wij en die mogelijk ons leven zouden kunnen bepalen. Het geeft ons het gevoel dat we overal recht op hebben, eisen kunnen stellen en dat we niets met anderen te maken hebben. Een belangrijke thema in deze tijd is: als maar nieuwe producten kopen en/of consumeren, en daarmee onze behoeften bevredigen.

Maar terwijl we dan in ons narcistische eigen kleine ‘maakbare’ wereldje zitten met alle producten om ons heen en met onze eigen waarheid, kunnen we ons toch wel bang of eenzaam voelen en het gevoel krijgen dat we niet gehoord of serieus genomen worden. Het gericht zijn op consumptiegedrag geeft iedere keer weer even een gevoel van ‘ik doe ertoe’. Onze behoefte is tijdelijk bevredigd, maar al snel komt het gevoel van leegte van ‘ik doe er niet toe’ weer naar boven. Dat kan leiden tot onverdraagzaamheid tegenover anderen, hetgeen zich o.a. uit in de vele botsingen in de huidige tijd.

Waarom richten wij onze blik zo naar binnen en waarom sluiten we ons af van de samenleving om ons heen? Waarom zijn we bang voor anderen? Waarom geven zij en de samenleving ons een onveilig gevoel? Het lijkt of wij, sinds de aanslag op de Twin Towers in New York op 11 september 2001, ons steeds meer zijn gaan terugtrekken in onze ‘veilige schulp’. En dat we bang zijn geworden voor ‘anderen’. De politici hebben hier ook op ingespeeld.[3] Bij ieder evenement of nieuwe werkwijze worden veiligheidsmaatregelingen gemaakt. Alles moet veilig zijn. En de veiligste plek is teruggetrokken in je eigen bubbel. Maar, daarmee los je de leegte niet op.

 

Betekenis en zingeving
De ervaring een autonoom mens te zijn is een belangrijke ontwikkeling in onze tijd. Tegelijkertijd zijn door de liberale autonomie van de postmoderne mens ook een aantal problemen in onze huidige maatschappij naar voren gekomen.

De postmoderne mens is zoekende om de leegte op te vullen, maar weet niet waar te zoeken. Want wat ontbreekt is de ervaring van betekenis en zingeving. Veelal kijkt de postmoderne mens naar zichzelf en zoekt betekenis en zingeving in uiterlijke waarden, zoals ‘zie ik er mooi uit?’, carrière, rijkdom, prestaties, ‘hoeveel volgers heb ik?’. Dat geeft een bepaalde mate van bevrediging, maar de leegte blijft. Veel mensen bestrijden het gebrek aan betekenis met antidepressiva of gaan op zoek naar een goeroe die hen ‘zingeving’ belooft, etc. Daarnaast bevestigt de huidige politiek hen in hun eigen wereldje, die vooral gemanaged wordt door mensen met kortetermijndenken en door populistische politici. Zij spelen in op de gevoelens en denkbeelden van mensen die zich niet gezien of gehoord voelen in hun waarheid en willen de grote problemen van deze tijd (klimaat, ongelijkheid, armoede, etc.) niet aanpakken omdat ze dan hun kiezers kunnen verliezen.

Zolang ons zicht zo beperkt is, kunnen we geen betekenis en zingeving ervaren in ons leven. Vroeger werd een betekenisvol leven in de kerk beleefd of door leiders, docenten, ouders, artsen, of andere autoriteiten gestimuleerd. Nu moeten we dit leven zelf vinden.

 

De betekenis van de ‘gewonde strijder’
Om betekenis en zingeving te kunnen ervaren in je leven, is een andere vorm van autonomie nodig: innerlijke autonomie. Die is er niet vanzelf, maar het is een potentieel vermogen dat iedereen kan ontwikkelen. Dat begint met bewust te willen worden hoe je nu leeft; in feite ‘overleeft’, afgesloten van de mensen om je heen. En jezelf af te vragen of je gelukkig bent of dat je je eenzaam voelt. Ga voor de spiegel staan en stel jezelf de vraag: “Wil ik blijven overleven of wil ik gaan leren leven?” Dat kan het begin zijn van de stap van liberale autonomie naar innerlijke autonomie, waar de levenshouding van de gewonde strijder een belangrijk rol bij heeft.

Daarvoor is het nodig om ‘nee’ te zeggen tegen de eisen van de bestrijder: geen inmenging, vrij zijn van, etc. Door dat te doen, vindt er een innerlijke verschuiving plaats van het vechten ‘tegen’ naar het strijden ‘voor’. Maar daarbij is een actieve houding nodig, waarbij je voortdurend alert moet zijn om ‘nee’ te zeggen tegen de bestrijder, die als het even kan naar voren komt. Vandaar dat wij deze levenshouding de gewonde strijder hebben genoemd. Het draait om echt strijden tegen de bestrijder, maar dit ‘nee’ is een onderdeel van de keuze om ‘ja’ te zeggen tegen de werkelijkheid van pijn, beperkingen of veranderingen. Door het erkennen van de werkelijkheid, zoals gevoelens van angst, pijn, eenzaamheid of het gemis aan contact en liefde, in plaats van ze op te willen lossen of te ontkennen.

Mijn ervaring is dat dit voor veel mensen een moeilijke stap is om te nemen. Ik zeg vaak tegen mensen: “Dit is het grootste gevecht in je leven dat je te leveren hebt.” Want net zoals de levenshoudingen van de speelbal en het slachtoffer is de bestrijder ook gericht op overleven. Je overlevingsstrategie loslaten, dat doe je niet zomaar. Want naast de beperkingen van het ‘overleven’, geeft het wel een (schijn)gevoel van controle, zekerheid, bekendheid, comfort en veiligheid. Dat gevoel loslaten betekent het onbekende, het ‘niet-weten’ in gaan. Een belangrijke vraag om bij stil te staan, is: “Waarvoor of waartoe zou je het een willen loslaten en het ander toelaten? Heb je genoeg ‘redenen’ om dat te doen?” Want ‘nee’ zeggen tegen overleven is niet voldoende. Een belangrijke vraag daarbij is: “Wat is voor jou betekenisvol of zinvol?”

De betekenis van de gewonde strijder is dat deze niet alleen strijdt voor erkenning van het gewond-zijn, maar ook voor waarden en betekenisgeving in het leven. Daarmee begint de ontwikkeling van de levenshouding van deelnemer, naar onderzoeker tot innerlijke autoriteit[4] en van de ontwikkeling van innerlijke autonomie.

De psycholoog Gisela Labouvie-Vief noemt innerlijke autonomie volwassen autonomie:

‘Autonomie impliceert de mogelijkheid verantwoordelijkheid te dragen voor de eigen ontwikkeling en de vaardigheid om interpersoonlijke relaties aan te gaan. Dit als gevolg van bewuste keuzen.’

In principe heeft iedereen het vermogen in zich om innerlijke autonomie te ontwikkelen gedurende het leven in relatie met de werkelijkheid van pijn, liefde, beperkingen, verlies, e.d. in het heden of verleden. Maar ook in relatie en dialoog met anderen, waardoor we van elkaar kunnen leren over wat belangrijk of betekenisvol is. En door zelfonderzoek te doen: “Wat vind ik belangrijk? Hoe wil ik leven? Wat wil ik betekenen voor de wereld, de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen? Vanuit welke waarden wil ik leven?”

 

Van individualist naar individu?
De postmoderne mens is een individualist, die zich primair op zichzelf richt en in zekere mate afgesloten is van de wereld om zich heen (liberale autonomie: ‘vrij van’). En die vindt dat zij of hij de waarheid heeft en zich afzet tegen mensen die ‘anders’ zijn. Hetgeen zich o.a. kan uiten in botsingen tussen verschillende groepen. Een individu is iemand die in relatie is en in dialoog wil zijn met anderen en met de wereld om zich heen, zonder zichzelf daarin te verliezen. Iemand die zich deelnemer voelt in relatie met de wereld in het klein en groot, en genoeg innerlijke stevigheid heeft om op een gezonde manier om te gaan met invloeden van ‘buiten’ (innerlijke autonomie: ‘vrij in relatie met’). Die zich vanuit stevigheid betrokken voelt met de samenleving en zich medeverantwoordelijk voelt als deel van het grotere geheel.

De grootste verschillen tussen individualisme en individualiteit zijn: het gehecht zijn aan egocentrisme en uiterlijke waarden of normen, zoals bijvoorbeeld uiterlijk, carrière, rijkdom en prestaties, tegenover leven in relatie met en vanuit innerlijke waarden, zoals rechtvaardigheid, vrijheid, gelijkwaardigheid, verbondenheid, zuster- of broederschap, mededogen, respect, etc.

We staan op een kruispunt: welke weg willen we ingaan? We hebben keuze: óf we gaan zo door óf we kiezen bewust voor onze verantwoordelijkheid voor nu en de volgende generaties. Dat wil zeggen: betrokken zijn bij anderen en de samenleving. Taylor benadrukt dat beide opties mogelijk zijn, met de daarbij horende consequenties:

‘Het feit dat er spanning en strijd bestaat, betekent dat het beide kanten op kan gaan. Aan de ene kant staan alle factoren, sociaal en innerlijk, waardoor de authenticiteitscultuur wordt gedwongen af te dalen tot haar meest egocentrische vormen; aan de andere kant staan de inherente aanzet tot en eisen van dit ideaal. Er wordt een strijd gevoerd, die heen en weer kan golven. Dit kan overkomen als goed of slecht nieuws voor wie hoopte op een definitieve oplossing. Wij kunnen niet terugkeren naar de tijd toen deze egocentrische levenswijzen de mensen nog niet bekoorden en verleidden. Evenals alle vormen van individualisme en vrijheid ontsluit authenticiteit een tijd van verantwoordelijkmaking, als ik deze term mag gebruiken. Door het feit zelf dat deze cultuur zich ontwikkelt, worden mensen meer verantwoordelijk aan zichzelf gemaakt. Het ligt in de aard van dit soort toename in vrijheid dat mensen lager kunnen zinken, evengoed als ze hoger kunnen stijgen.’

Hoe meer mensen de levenshouding van innerlijke autoriteit (willen) ontwikkelen, hoe meer zij in staat zijn om de uitdagingen van onze tijd op een zinvolle manier op te pakken. Een van de uitdagingen is om ‘andersdenkenden’ te willen ontmoeten en in dialoog te gaan met elkaar. Dat is een proces dat iedereen alleen vanuit eigen verantwoordelijkheid kan beginnen.

‘I have a dream that one day my four little children will live in a nation where they will not be judged by the color of their skin but by the content of their character. I have a dream today.’
Martin Luther King, 1963

 

 

[1] ‘Deel van een groter geheel zijn’ betekent dat men kan ervaren deel te zijn van groep (groot of klein), zoals familie, vrienden, het bedrijf waar men werkt, de partij waar men lid van is, ons land, de mensheid of de natuur op aarde. En dat kan ook betekenen deel te zijn van het huidige tijdperk, of deel te zijn van de ontwikkeling van de mensheid, van heel vroeger tot in de verre toekomst.

[2] Onderzoeksprojecten zoals ‘hoge bloeddruk als signaal’, ‘bijzondere kankerpatiënten’ (d.w.z.: patiënten die ondanks een slechte prognose beter werden of langer leefden dan verwacht),’het ontstaan van burnout en burnoutpreventie’, ‘gezondheid als positief concept’ en ‘onderzoek naar de betekenis van de ontmoeting tussen hulpverlener en hulpvrager in helingsprocessen van mensen met incest en andere geweldervaringen in de jeugd’.

[3] Met ingang van het kabinet Rutte I kwam er in 2010 een ministerie van Veiligheid en Justitie, waarvan de naam met het kabinet Rutte III in 2017 gewijzigd werd in het ministerie van Justitie en Veiligheid. Het ministerie heeft o.a. de taak om aan een veiliger Nederland te werken.

[4] Taylor noemt dit het ideaal van authenticiteit, wij noemen dat innerlijke autoriteit.

Literatuur

  1. Berlin, I. (2010). Twee opvattingen van vrijheid. Uitgeverij Boom, Amsterdam.
  2. Ger Groot (2008). Hoorcollege over de filosofie van de moderne mens: De menselijke toon. Studium Generale, EUR. NRC Handelsblad Academie.
  3. Labouvie-Vief, G. (1982): Dynamic development and mature autonomy: a theoretical proloque. Human Development 25: 161-192.
  4. Rijke, R. (2016). Innerlijke autonomie en gezondheid. Haptonomisch Contact 3: 4-8.
  5. Rijke, R. (2001). Op zoek naar gezondheid. Lemniscaat, Rotterdam.
  6. Taylor, C. (1997). De Malaise van de Moderniteit. Kok Agora/ Pelckmans, Kampen.
  7. Vries, J. de (1998). Ontwikkeling van autonomie als basis van heling. Academisch proefschrift, Universiteit voor Humanistiek. Utrecht.
  8. Vries, J. de (2010). Staan in het onmogelijke. Heling na incest. De Vries en Rijke, Rijen.
  9. Vries, J. de (2016). Geweld. Het fenomeen, het trauma en de verwerking. Utrecht, de Tijdstroom (2e herziene druk).
  10. Wijnberg, R. (2014). Hoe waarheid een product werd. https://decorrespondent.nl/957/hoe-waarheid-een-product-werd/76784622255-d0452dc5.
  11. Wijnberg, R. (2017). Waar is wat klikt. https://decorrespondent.nl/5951/waar-is-wat-klikt/477476788965-c20b616b.
  12. https://nl.wikipedia.org/wiki/Friedrich_Nietzsche.

Redactie nieuwsbrief: Joke de Vries, Rudy Rijke en Marianne Rijke
Layout nieuwsbrief: Marianne Rijke
(c) De Vries en Rijke
Alle rechten voorbehouden.

Related Posts

Tags

Share This